Het gebruik van het runenschrift tijdens de overgang van het heidense naar het christelijke geloof, en de daarop volgende vroegchristelijke periode


Vraagstelling

• In welke mate werden de runen tegelijkertijd met het Latijnse alfabet gebruikt, ten tijde van de overgang tussen het oude "heidense" geloof en het christelijke geloof?
• Op welke manier werd het runenschrift tijdens de middeleeuwen, eventueel in combinatie met het Latijnse alfabet, gebruikt?
• Zijn er specifieke verschillen tussen Denemarken, Noorwegen en Zweden als het gaat om de overgang van het runenschrift naar het Latijns alfabet, en het gebruik van het runenschrift en het Latijns alfabet? Wat zijn de verschillen tussen de landen?
• Waar, en hoe lang, leefde het runenschrift voort na de Scandinavische middeleeuwen?


Terminologie, oorsprong en ontwikkeling

Het woord rune werd vanaf het begin van onze jaartelling gebruikt door Germaanse stammen. De runentekens vormden samen een schriftsysteem en werden gebruikt als schriftelijk communicatiemiddel. Het woord rune betekent van oorsprong 'geheim' en is verwant aan het Middelnederlandse woord runen, dat 'fluisteren' betekent. Vanaf ca. 100-200 n. Chr. vinden we runentekens op archeologische vondsten, en vanaf het jaar 400 komen de runentekens bijna alleen voor in Scandinavië.
Er zijn verschillende theorieën over de oorsprong van het runenschrift, welke o.a. uit gaan van een verwantschap met het Latijnse alfabet, of het Griekse cursief schrift. Er wordt gezegd dat het runenschrift zijn oorsprong heeft op de grens van het Romeinse rijk. Hoe het runenschrift naar Scandinavië is gekomen, is dan direct de volgende vraag. Allereerst kan men er van uit gaan dat er handelscontacten waren tussen de Germaanse stammen en de Scandinavische volkeren langs de Noordzee. Op die manier konden de volkeren in Scandinavië gemakkelijk in contact zijn gekomen met het Runenschrift. Een andere mogelijkheid is dat Germaanse soldaten, die na 25 dienstjaren terugkeerden naar hun thuisland in het noorden, een schrift met zich mee namen dat sterk op het Latijnse alfabet leek. Nog een andere theorie gaat uit van oorsprong van het runenschrift op Deens gebied; een Deen die bekend was met het Latijnse schrift, zou het alfabet in een gewijzigde vorm hebben over genomen. Bij deze theorie wordt er tevens uit gegaan van de vele contacten tussen Denemarken en het Romeinse rijk tijdens de ijzertijd. De oudste archeologische vondsten met runeninscripties werden in Denemarken gedaan, en deze vondsten tonen grote uiterlijke gelijkheid aan archeologische vondsten uit het Romeinse rijk. Van deze drie theorieën is de Latijnse theorie het meest geloofwaardig, maar er wordt door de wetenschappers ook gezegd dat er hier geen uitsluitsel gegeven kan worden. We stuiten immers ook op een aantal verschillen met het Latijns alfabet: het runenschrift kan van zowel links naar rechts als andersom worden gebruikt, en het heeft een compleet andere lettervolgorde dan het alfabet.

Het oudere Futhark, welke uit 24 tekens bestaat, werd tussen 200 en 700 n. Chr. gebruikt. Gedurende deze periode is het schrift aldoor in ontwikkeling geweest, zo kregen bijvoorbeeld alle runentekens in de loop van de periode dezelfde hoogte. Door een reducering van het aantal tekens tot 16 ontstond het jongere Futhark dat tot de middeleeuwen werd gebruikt. Deze reducering werd alleen in Scandinavië doorgevoerd. In Engeland en Friesland werd het Futhark juist uitgebreid tot 28 tekens, en later in Engeland tot 31 tekens. Het gebruik van maar 16 tekens in Scandinavië bleek echter van korte duur. Verschillende runentekens uit het jongere Futhark moesten meerdere klanken weergeven. Tijdens de runenreformatie in de Scandinavische Vikingtijd probeerde men deze dubbele klanken weer terug te plaatsen in het schrift. Door een stip of punt in deze tekens te plaatsen, kreeg elke klank weer een eigen rune en keerde men terug naar 24 tekens. Tijdens de 10e en 11e eeuw werden er drie runen toegevoegd aan het Futhark, om bepaalde klanken exacter te kunnen weergeven. Hierdoor ontstond het middeleeuwse runenschrift, bestaande uit 27 tekens, welke als concurrent van het Latijnse alfabet moest dienen. Toch bleek dat de concurrentiestrijd verloren was en tegen het einde van de 14e eeuw waren de runen grotendeels verdwenen uit de Scandinavische samenleving.

Niet alleen het schrift, maar ook de inhoud van het geschrevene, heeft zich in de loop van de jaren ontwikkeld. Dit wordt beschreven in het hoofdstuk De opkomst van het christendom, en de verdwijning van de runen.


De opkomst van het christendom, en de verdwijning van de runen.

De drie landen werden vanuit verschillende richtingen gekerstend: Denemarken in de 9e eeuw vanuit Duitsland, Noorwegen in de 10e eeuw vanuit Denemarken en Engeland, en halverwege de 10e eeuw vanuit het Noorse koningshuis. In Zweden was de kerstening meer een beslissing van het volk dan van invloeden van buitenaf. In de 9e en 10e eeuw werden er vanuit Duitsland al pogingen gedaan om het land te kerstenen, maar zonder succes. Vanaf het jaar 1000 kan men zeggen dat het christendom in heel Zweden was doorgedrongen, maar er waren nog steeds een aantal heidenen in het gebied rond Uppsala. Toen de laatste heidense koning daar rond 1080 verdreven werd van de troon, heeft het christendom in het hele land gezegevierd.
Toen de drie landen werden gekerstend en het Latijnse alfabet het officiële schrift werd, verdwenen de runen niet op slag. Ze werden zeker nog tot een paar eeuwen na de kerstening gebruikt.

Er is een algemene ontwikkeling te zien als het gaat om de manier waarop de runen tijdens de middeleeuwen in Scandinavië werden gebruikt. Voor de middeleeuwen werden de runen nog voornamelijk gebruikt op gedenktekens die, ter herinnering aan de dode, langs de weg werden opgericht. In een iets latere periode zien ook we christelijke ornamenten en gebeden op deze gedenktekens verschijnen. De runen werden tijdens deze vroeg christelijke periode ook voor juridische doeleinden gebruikt, bijvoorbeeld voor het vastleggen wie een brug had gebouwd of een rechtsplaats had aangelegd. Daarnaast gebruikte men de runenstenen om aan te geven wie de rechtmatige eigenaar was van de grond waar de steen stond, of hoe men aan zijn rijkdommen was gekomen.
Tijdens het verloop van de middeleeuwen werd het runenschrift vooral in de omgeving van de kerk, en op voorwerpen die aan de kerk en het christendom waren gebonden, gebruikt. Runeninscripties kwamen bijvoorbeeld voor op grafstenen, doopvonten en kerkklokken. Op de kerkelijke inventaris vertelt de tekst voornamelijk wie het voorwerp had gemaakt, en wat het voorwerp voor doel had. Deze inscripties konden ook gedeeltelijke of volledige gebeden inhouden, zoals het Ave Maria of Pater Noster, of teksten in het Latijn - geschreven met runen. Dat het volk het runenschrift goed beheerste, blijkt uit de vele inscripties die in de kalk van de middeleeuwse kerkmuren, of in de planken van de Noorse staafkerken, werden gekerfd. Daar probeerde men de christelijke gebeden die men tijdens de kerkdienst hoorde, weer te geven. Ook kortere inscripties, meestal bestaande uit maar een woord, zijn gevonden.

In Denemarken werd in het begin van de 14e eeuw door enkele monniken nog een poging gedaan om het runenschrift te introduceren als boekschrift, maar het bleek als snel dat de runentekens hier niet geschikt voor waren. Het Latijnse alfabet met haar ronde vormen kon hier immers beter voor worden gebruikt. Deze mislukte poging betekende voor Denemarken het einde van het runenschrift, maar in Lund vinden we nog wel een overblijfsel, wanneer een Westfaalse architect tijdens het renoveren van de domkerk in het begin van de 16e eeuw zijn gedachten tot uitdrukking bracht op de staanders van de kerk.
De inscripties die typerend zijn voor Noorwegen, zijn de vele losse voorwerpen die werden gevonden tijdens archeologische opgravingen in middeleeuwse handelssteden. Daar zijn vele houtjes met runeninscripties gevonden, die grotendeels bedoeld waren om rond de handelswaren te binden. Van de periode rond het jaar 1200 zijn er tevens enkele runenbrieven over politieke zaken gevonden, zoals de brief van koningszoon Sigurd Lavard. Tijdens het verloop van de 14e eeuw komen we meerdere runenbrieven tegen. De inhoud van deze brieven begint steeds persoonlijker te worden: er zijn zowel handelsbrieven als liefdesbrieven in het runenmateriaal gevonden. De losse voorwerpen uit deze periode zijn vaak amuletten met christelijke inhoud, of poëzie uit de Romeinse tijd, zoals de gedichten van Vergilius. De runen werden steeds meer als algemeen dagelijks schrift gebruikt, en konden zowel een Noorse als een Latijnse tekst weergeven. Tegen het einde van de Noorse middeleeuwen werden de runenhoutjes voornamelijk gebruikt als correspondentiemiddel voor kortere persoonlijke teksten, of als manier om gedachten uit te drukken. Halverwege de 14e eeuw verbiedt Aartsbisschop Paul in Nidaros (Trondheim) het volk om o.a. magie en runen te gebruiken. Dit kan de aanleiding zijn geweest waarom de runen in Noorwegen buiten gebruik zijn gekomen, maar een andere oorzaak kan ook de pest zijn geweest, die in deze periode voor flinke veranderingen in de samenleving heeft gezorgd. Tegen het eind van de 14e eeuw en het begin van de 15e eeuw vinden we echter nog een paar inscripties waarbij de runen op alfabetvolgorde zijn geordend. Het wordt hiermee duidelijk dat het Futhark de strijd met het Latijns alfabet aan het verliezen is. Nog voor de 16e eeuw zijn er helemaal geen runeninscripties meer te vinden in het Noorse materiaal.
In het grootste gedeelte van Zweden houdt men tegen het einde van de middeleeuwen (rond 1520) op met het kerven van runen, en zien we dat het Latijns alfabet voor alle doeleinden wordt gebruikt. Toch vinden we in het begin van de 16e eeuw een inscriptie in een van de bouwstenen van een kerk op Öland, waar wordt verteld dat de priester runen moest kunnen lezen en schrijven. Er zijn van deze periode tevens enkele dagboek notities gevonden, waar de kanttekeningen zijn gemaakt met runen. Hoewel het runenschrift al grotendeels vervangen is door het Latijns alfabet, betekent het einde van de middeleeuwen echter nog niet het einde van het runenschrift. In Älvdalen, een gedeelte van Dalarna, werden de runen nog tot het eind van de 19e eeuw gebruikt, veelal op huisraad. Het runenschrift was ondertussen al geordend op alfabetvolgorde, en het had zich dus in zekere mate al aangepast aan het Latijnse alfabet. Ook begonnen de runentekens steeds meer op de Latijnse letters te lijken en werden er in de tweede helft van de 17e eeuw Latijnse letters gebruikt voor het weergeven van initialen in een inscriptie, in plaats van het uitschrijven van de gehele naam met runentekens. Tijdens de 18e en 19e eeuw werden in Dalarna tevens runenkalenders uitgegeven, welke de werking en cyclus van de planeten weergaven. Het feit dat de runen in Zweden nog zo lang werden gebruikt, bevestigt de sterke positie van het schrift onder het volk. Tegen het einde van de 19e eeuw is het echter ook in Dalarna voorbij met het gebruik van het runenschrift.


© Nederlandse samenvatting scriptie C.S. Dommisse.
Niets van deze pagina mag zonder mijn uitdrukkelijke toestemming worden vermenigvuldigd!